Veel gestelde vragen

BHV

Is de BHV organisatie geregeld in het Bbl (Besluit bouwwerken leefomgeving)?

Nee, het inrichten van een BHV organisatie komt voort uit de Arbowet (artikel 15). De BHV-organisatie dient te worden ingericht op basis van een RI&E (Risico-inventarisatie en Evaluatie). Docsa adviseert om daarbij een koppeling te maken met de brandveiligheidsvoorschriften conform bouwregelgeving (integrale benadering brandveiligheid) en kan voor uw een RI&E-brand uitvoeren.

Zorg

Moeten de bewonerskamers / slaapkamers in een woon-zorgcomplex afzonderlijk worden gecompartimenteerd?

Het is afhankelijk van de gekozen gebruiksfunctie / subgebruiksfunctie of de kamers conform Bbl gecompartimenteerd moeten worden. Wanneer bijvoorbeeld sprake is van een groepszorgwoning hoeven de kamers veelal niet te worden gecompartimenteerd. Ondanks dat het compartimenteren van de kamers wettelijk niet altijd is vereist, is het soms raadzaam om een bepaalde mate van compartimentering wel toe te passen, bijvoorbeeld wanneer sprake is van niet zelfredzame personen en relatief weinig BHV-ers.

Moet een woongebouw waarin voornamelijk senioren wonen (ook wel seniorenflat of seniorencomplex genoemd), voorzien zijn van een brandmeldinstallatie?

In een woongebouw waarin senioren zelfstandig wonen zonder professionele zorg, is een brandmeldinstallatie niet vereist. Wanneer er echter sprake is van een ‘woonfunctie voor zorg’ kan een brandmeldinstallatie verplicht zijn. De eisen die worden gesteld aan de brandveiligheidsvoorzieningen in dergelijke woningen of woongebouwen, zijn van een aantal factoren afhankelijk. Onder andere de mate van professionele zorg die wordt geboden, het aantal zorgwoningen en het aantal bewoners van dergelijke woningen zijn hierbij bepalend. Het vaststellen van de juiste gebruiksfunctie en vereiste brandveiligheidsvoorzieningen is soms een ingewikkelde zaak.

Advies:

Ondanks dat een brandmeldinstallatie in veel woongebouwen voor senioren niet is verplicht, kan het toch verstandig zijn om een brandmeldinstallatie en/of andere brandveiligheidsvoorzieningen aan te brengen. Ook al zijn veel senioren namelijk goed in staat zelfstandig te wonen, toch blijkt steeds weer dat ze bij brand vaak minder zelfredzaam zijn.

Zijn brandwerende gordijnen in de appartementen van een verpleeghuis verplicht of is dit een advies?

Gordijnen behoren tot aankleding conform artikel 6.14 van het Bbl. In lid 1 van dit artikel zijn de voorschriften voor aankleding zoals gordijnen opgenomen. Doel is dat aankleding geen brandgevaar mag opleveren. Er zijn meerdere mogelijkheden om daaraan te voldoen.

Wat veel voorkomt is om brandvertragende gordijnen toe te passen welke voldoen aan lid 1e van het betreffende artikel (navlamduur van ten hoogste 15 seconden en nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden). Afhankelijk van de hoeveelheid gordijnen kan mogelijk ook op basis van lid 1a een brandgevaarlijke situatie worden voorkomen. Lid 1a stelt dat wanneer de aankleding een ondergeschikte bijdrage levert aan brandgevaar, de aankleding niet brandvertragend of (nagenoeg) onbrandbaar hoeft te zijn.

Waar we vooral ook op willen attenderen is dat wanneer er sprake is van een woonfunctie, artikel 6.14 lid 1 niet geldt voor de inrichting in elke woning /elk appartement (aansturingstabel 6.11 van het Bbl/ artikel 6.14 lid 5). Ook wanneer er sprake is van wonen met zorg (woonfunctie voor zorg) geldt artikel 6.14 lid 1 niet voor de inrichting in elke woning.

Een verpleeghuis kan worden beschouwd als woonfunctie voor zorg, er is immers een combinatie van wonen en zorg. De appartementen zijn dan doorgaans afzonderlijke woonfuncties (meestal in de vorm van ‘zorgclusterwoningen’ of ‘groepszorgwoningen’). In dat geval gelden er dus geen eisen aan de gordijnen in de appartementen en is het inderdaad slechts een advies om deze brandvertragend of (nagenoeg) onbrandbaar uit te voeren.  

Is een woonfunctie voor zorg automatisch ook een gezondheidszorgfunctie?

Nee, de woonfunctie voor zorg is een koppeling tussen wonen en zorg, waarin de zorgcomponent dus al is verwerkt. Het kan wel voorkomen dat in gebouw sprake is van een bouwdeel met een woonfunctie voor zorg en een bouwdeel met een gezondheidszorgfunctie, bijvoorbeeld een woon-zorgcomplex (woonfunctie voor zorg) met tevens een huisartsenpraktijk, fysiotherapie of iets dergelijks (gezondheidszorgfunctie). De combinatie woonfunctie voor zorg in de vorm van kamergewijze verhuur is wel mogelijk.

Gelden er aanvullende brandveiligheidsvoorschriften voor woongebouwen voor ouderen, ook wel serviceflats genoemd?

De brandveiligheidsvoorschriften zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Bbl maakt daarbij onderscheid in diverse woonvormen zoals woningen (woonfunctie), woongebouwen (woonfuncties gelegen in een woongebouw), woningen voor zorg (woonfunctie voor zorg) en kamergewijze verhuur (woonfunctie voor kamergewijze verhuur). Wanneer ouderen zelfstandig wonen en geen gebruik maken van professionele zorg, dan gelden er geen aanvullende brandveiligheidsvoorschriften. Is er wel sprake van professionele zorg, dan zijn de aanvullende voorschriften met name afhankelijk van de mate van zorg (bijvoorbeeld zorg op afroep of zorg op afspraak) en of er meerdere woningen met een zorgcomponent in of nabij het gebouw zijn gelegen (zorgclusterwoningen).

Om de vereiste brandveiligheidsvoorschriften te bepalen is het dus noodzakelijk om te achterhalen van welke woonvorm conform Bouwbesluit sprake is. Docsa kan u hierin ondersteunen, de relevante brandveiligheidsvoorschriften in kaart brengen en beoordelen in hoeverre hieraan wordt voldaan. Ook in onze cursussen en opleidingen wordt hier aandacht aan besteed.

Brandpreventie

Hoe vaak moeten blusmiddelen worden gecontroleerd en onderhouden?

Artikel 6.35 van het Bbl stelt dat brandslanghaspels, draagbare en verrijdbare blustoestellen minimaal eenmaal per twee jaar op adequate wijze onderhouden moeten worden. 

Wanneer moet een brandmeldinstallatie worden gecertificeerd (inspectiecertificaat)?

Voorheen was certificering gekoppeld aan de verplichte doormelding naar de alarmcentrale van de brandweer (RAC). Tegenwoordig is dat niet meer zo en komt het voor dat een brandmeldinstallatie moet worden gecertificeerd terwijl geen rechtstreekse doormelding naar de alarmcentrale van de brandweer is vereist. In artikel 4.210 en bijlage 2 van het Bbl is opgenomen wanneer certificering is vereist. Sinds de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 geldt tevens een certificeringsplicht voor de ontruimingsalarminstallatie. Wanneer de brandmeldinstallatie moet worden gecertificeerd, is tevens een gecertificeerde ontruimingsalarminstallatie wettelijk vereist. In het Bbl wordt dit beschreven in artikel 4.214.

Moeten rookmelders in woonfuncties voor kamergewijze verhuur onderling worden gekoppeld?

Ten eerste is het afhankelijk van toegepaste compartimentering in de kamergewijze verhuur hoeveel rookmelders zijn vereist. Wanneer de wooneenheden niet of niet allemaal zijn gecompartimenteerd (beschermde subbrandcompartimenten met een brandwerendheid /WBDBO van ten minste 30 minuten) moeten de verblijfsruimten in de wooneenheden worden voorzien van rookmelders. De vluchtroutes (gangen / trappenhuizen) tussen uitgang wooneenheden en uitgang gebouw en gezamenlijke verblijfsruimten zoals keukens moeten altijd worden voorzien van rookmelders. De rookmelders moeten voldoen aan, en zijn geplaatst volgens de primaire inrichtingseisen als bedoeld in de NEN 2555. Dat houdt o.a. in dat met de rookmelders een bepaald geluidsniveau moet worden behaald. Rookmelders kunnen onderling worden gekoppeld om hieraan te voldoen (Bbl, artikel 4.211 lid 1, lid 2 en lid 4).

Als gebouw eigenaar hebben we een brief ontvangen van de gemeente over de brandveiligheid van woningen gebouwd voor 1980. In deze brief worden wij erop gewezen dat de compartimentering in dergelijke woningen vaak van onvoldoende kwaliteit is en wij, als eigenaar, ervoor verantwoordelijk zijn dat de compartimentering op orde is. Kan dit zo gesteld worden?

In het Bbl - niveau bestaande bouw is opgenomen dat elke woning een afzonderlijk brandcompartiment moet zijn (Bbl artikel 3.38 lid 5). De brandwerendheid (WBDBO) tussen woningen moet, conform bestaande bouw, minimaal 20 minuten bedragen (Bbl artikel 3.40 lid 1).

Dat een eigenaar verantwoordelijk is voor de juiste brandveilige staat van het bouwwerk is correct. Dit geldt niet alleen voor woningen die voor 1980 zijn gebouwd, maar voor alle bouwwerken. Gesteld wordt dat bij woningen van voor 1980 het risico groter is dat niet wordt voldaan aan de compartimenteringseisen, vandaar dat men zich in de brief richt op deze categorie woningen. Het komt echter ook vaak voor dat woningen van na 1980 niet voldoen. Daarbij is het natuurlijk altijd de vraag in welke mate niet wordt voldaan en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn.

Conclusie:
U bent als eigenaar inderdaad verantwoordelijk en aansprakelijk.
De gemeente heeft de brief uitgebracht in adviesvorm. Ze geven aan dat ze zelf niet gaan controleren en handhaven. Ook dit is mogelijk. De gemeente moet een handhavingsbeleidsplan en uitvoeringsplan hebben waarin staat waarop ze zich richten wat betreft toezicht en handhaving en de diepgang van de controles.

Advies:
In gebouwen met meerdere woningen in een gebouw, of met een combinatie van woning(en) en andere gebruiksfuncties (bijvoorbeeld winkel) in één gebouw een steekproef / QuickScan uitvoeren. Daarbij de betreffende gebouwen niet alleen toetsen op compartimentering, maar ook op andere brandveiligheidsaspecten (integrale beoordeling).
Op basis van de steekproef / QuickScan bepalen of nader onderzoek / uitvoeringsacties noodzakelijk / gewenst zijn.

Docsa kan u ondersteunen met een dergelijk onderzoek/ traject. Uiteraard zijn wij altijd bereid om (bij u op locatie) hierover vrijblijvend in gesprek te gaan.

Algemeen

Moeten deuren in vluchtroutes altijd met de vluchtrichting meedraaien?

Nee, de vereiste draairichting is afhankelijk van het aantal personen dat in geval van brand is aangewezen op de vluchtroute. Wanneer niet meer dan 37 personen (nieuwbouw, artikel 4.216 lid 2)/ 60 personen (bestaande bouw, artikel 3.121 lid 1) zijn aangewezen op de vluchtroute mogen deuren in deze vluchtroute tegen de vluchtrichting indraaien. Uiteraard is het wel veiliger wanneer deuren met de vluchtroute meedraaien. Docsa adviseert om ook in geval van bestaande bouw de deuren met de vluchtrichting te laten meedraaien wanneer meer dan 37 personen zijn aangewezen op de vluchtroute.

Waar kan ik vinden welke versie van een NEN norm van kracht is?

In bijlage 2 van de omgevingsregeling. De regeling is in te zien via www.wetten.overheid.nl.

Moeten brandscheidingen periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) worden gecontroleerd?

Nee, de bouwregelgeving schrijft een periodieke controle van brandscheidingen niet voor. 

In het Bbl wordt wel een minimale brandwerendheid gesteld aan brandscheidingen, waar deze aan moeten voldoen.

Om de brandveiligheid te borgen is het uiteraard niet onverstandig om uw gebouw(en) periodiek te laten controleren. Dit kan bijvoorbeeld door een quickscan uit te laten voeren en een registratie hiervan vast te leggen in een logboek. Docsa helpt u hier graag bij.

Wat zijn de  eisen m.b.t. brandslaghaspels en draagbare blustoestellen, volgens het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)?

Aanwezigheid

Afdeling 3.7.7 (bestaande bouw) en afdeling 4.7.7 (nieuwbouw) van het Bbl gaan over de bestrijding van brand met als doelstelling dat een bouwwerk zodanige voorzieningen voor de bestrijding van brand heeft, dat brand binnen redelijke tijd kan worden bestreden. In de afdelingen zijn vervolgens concrete voorschriften (prestatie-eisen) opgenomen, waaronder voorschriften m.b.t. brandslanghaspels en blustoestellen. Door te voldoen aan de relevante voorschriften wordt voldaan aan de doelstelling van de afdeling.

Artikel 4.220 (nieuwbouw) van het Bbl heeft betrekking op brandslanghaspels en artikel 3.127 (bestaande bouw) en artikel 4.223 (nieuwbouw) heeft betrekking op blustoestellen. In deze artikelen is opgenomen wanneer brandslanghaspels en/of blustoestellen zijn vereist. Dat is afhankelijk van het gebruik en grootte van het gebouw(deel). Brandslanghaspels zijn bijvoorbeeld vereist in nieuw te bouwen kantoorgebouwen met in totaal meer dan 500m2 aan kantoorfunctie en in nieuw te bouwen onderwijsgebouwen ongeacht de grootte daarvan, terwijl bijvoorbeeld in woongebouwen veelal geen brandslanghaspels zijn vereist.

Zorgplicht

Wanneer blusmiddelen op basis van afdeling 3.7.7 of 4.7.7 zijn vereist, geldt ook artikel 6.35 van het Bbl. In lid 1 en 2 is onder andere opgenomen dat de vereiste blusmiddelen dienen te functioneren overeenkomstig de relevante voorschriften en dat de blusmiddelen adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd dienen te worden. Daarbij wordt geëist dat dit eens per twee jaar gedaan wordt.

 

Advies in gebouwontwerp en gebouwaanpassingen

Van de ontwerpfase tot het beoordelen van bestaande gebouwen bieden wij voor u diverse ondersteuningsmogelijkheden. Ook onze cursussen zijn gericht op deze verschillende aspecten.

Lees meer